Muybridge
De Amerikaan Eadweard Muybridge (1830–1904) slaagde er in 1878 als eerste in om de belichtingstijd korter dan één seconde te laten duren. Hiervoor maakte hij gebruik van een snelle mechanische sluiter. Tot die tijd bedroeg de gemiddelde belichtingstijd een paar seconden, waardoor bewegende objecten moeilijk vast te leggen waren. Met een reeks fototoestellen schoot hij in één seconde meerdere beelden van een voorbijrennend paard. Wanneer men die foto’s snel na elkaar bekeek met een aangepast apparaat, kreeg men de illusie van beweging. Muybridges zoopraxiscope was gebaseerd op de phenakistiscoop.

Marey
In 1888 demonstreerde E.J. Marey (1830–1904) zijn chronofotografische camera, die eruitzag als een geweer met een trommel. In de trommel zat een schijf met lichtgevoelige stroken. Dit soort foto’s kon men vertonen met de in 1887 uitgevonden tachyscoop. Op dit toestel, dat duidelijk geïnspireerd was op de zoötroop, waren de beelden aangebracht op ee n roterende schijf die je door een kijkgat kon bekijken. Anschütz bouwde een elektrische versie van dit apparaat, waarbij een reeks van 24 beelden werd getoond die werden verlicht door een spiraalvormige geislerbuis. De Duitse firma Siemens bracht onder de naam ‘Elektrischer Schnellseher’ een muntautomaat met ingebouwde tachyscoop op de markt. Bewegende film was dankzij de kortere belichtingstijd en de flexibele Eastmanfilm, waardoor foto’s veel sneller achter elkaar konden worden gemaakt, nog maar kwestie van tijd.

Edison
Zowel Thomas Alva Edison als de Franse gebroeders Auguste en Louis Lumière stonden vooraan in de strijd om de eerste bewegende film aan het publiek te kunnen vertonen. Edisons kinetoscoop stamt uit 1891 en is duidelijk geïnspireerd op de ‘peepshow’. Door het kijkgat kan de toeschouwer een film bekijken. De filmband was opgerold op een spoel en opgespannen tussen een massa spoelen. W.K.L. Dickson bouwde de eerste filmstudio, de Black Maria, in 1894. Al snel kwamen er ook viewers voor thuisgebruik, zoals de mutoscoop van Casler en de filoscoop van Short uit 1898. De afzonderlijke beelden werden samengevoegd, zoals in het welbekende flipbook, door ze aan één kant aan elkaar vast te maken en er dan met een mechanisme versneld door te bladeren. Ofwel werden ze rond een rotatieas bevestigd.
De eerste homevideo en technische vernieuwingen
Een gelijksoortig procedé werd toegepast bij de Kinora, het succesvolste ‘home video’-systeemin Engeland voor 1912. De opkomst van de bioscoop en het afbranden van de Kinorafabriek in 1914 betekenden de definitieve doodsteek. Het verhaal van Louis Aimé Augustin Le Prince(1842–1890) is even bijzonder als vreemd en meer dan een verfilming waard. Vijf jaar voor de ‘uitvinding’ door de gebroeders Lumière patenteerde hij een apparaat voor het maken van film en eentje voor de projectie ervan. Hij maakte gebruik van een film met geperforeerde randen die door (maltezerkruis) tandwielen werd voortbewogen. Dit maltezertandwiel geldt als de knapste mechanische uitvinding van de filmindustrie. Het heeft effectief de vorm van een maltezerkruis waardoor het een filmband met vaste tussenruimten kan doen bewegen. In 1890 filmde hij in Parijs, waar hij ook het resultaat vertoonde aan een select publiek. In september van datzelfde jaar bezocht hij zijn broer in Dijon. Hij stapte op de trein terug naar Parijs en verdween sindsdien zonder ook maar één spoor na te laten.

William Friese-Green (1855–1921) werkte verder op het principe van de biofantascoop van John Arthur Roebuck Rudge (1837–1903). Diens camera maakte vier à vijf beelden per seconden, wat relatief weinig is. De beelden werden vervolgens afgedrukt op glazen plaatjes voor de ‘toverlantaarn’ van Rudge. Toen Green celluloid leerde kennen, besloot hij daarmee verder te gaan. Hij patenteerde een aantal modellen, maar zijn model uit 1893 lijkt wel heel sterk op het model van F.H. Varley van 1889. Volgens een verhaal dat niet bewezen kan worden, bezorgde Green aan Edison een uitgebreide beschrijving van de werking van zijn apparaat. Zijn verdere leven was er een van twaalf ambachten, dertien ongelukken. De Amerikaan Jean Aimé Le Roy (1854–1932) kondigde op 22 februari 1895, een week voor de eerste voorstelling van Lumière, een ‘Cinématographe’ aan. Lumière had die naam op dat moment nog niet gebruikt. Le Roy kletste misschien wat uit zijn nek en we weten niet of de voorstelling ook effectief heeft plaatsgevonden, maar hij was anderzijds niet aan zijn proefstuk toe. Hij blijkt echter vooral een goed zakenman te zijn en was wellicht de eerste die betaalde ‘cinemavoorstellingen’ organiseerde. Film hing echt in de lucht in die tijd, klaar om opgevist te worden.
De gebroeders Lumiere en Méliès
Tientallen mensen van verschillende nationaliteiten ontwikkelden de meest uiteenlopende apparaten die als doel hadden het medium voor bewegende film te worden: getthemoneygraph, chronophotographoscope, counterfivoscope, klondikoscope, vileocigraphiscope ... De broers Max en Emil Skladanowsky demonstreerden hun ‘bioscoop’ op Allerheiligen 1895 in de Berlijnse Wintergarten. Hun toestel behaalde een snelheid van acht beelden per seconde en maakte gebruik van dubbelprojectie (bi-oscope). De gebroeders Lumière waren dan misschien niet de eerste filmmakers, toch zou hun naam tot in onze tijd aan de uitvinding van de film en de cinema worden gekoppeld. Louis Jean Lumière (1864–1948) en Auguste Marie Louis Nicolas (1862–1954) bestudeerden nauwgezet het werk van Anschütz, Reynaud en Edison. In 1895 verkregen ze een patent voor een apparaat dat tegelijkertijd kon filmen en projecteren. De naam ‘ Kinétoscopede (en) projection’ werd snel gewijzigd in ‘ Cinématographe’.
Op 22 maart 1895 gaven ze hun eerste publieke voorstelling in Parijs: La Sortie des ouvriers de l’usine Lumière. Het hek was van de dam. In geen tijd groeide film uit tot een massamedium. Nauwelijks een paar jaar later zou de goochelaar Méliès de basis leggen voor heel wat professionele filmtechnieken en special effects, zoals onder meer stop-motion. De volledige geschiedenis van de film, is voer voor een ander boek. Film groeide uit tot een massamedium en veroverde via de televisie ook het thuisamusement ...
De Franse filmmaker Georges Méliès (1861- 1938) maakte honderden sciencefictionfilms en bedacht geavanceerde special effects. De legende vertelt dat hij door een stom toeval de stopmotiontechniek ontdekte. Op zekere dag liep zijn camera tijdens de opnames vast. Hij maakte de filmband weer los, waarna de camera verder filmde. Toen hij de beelden achteraf bekeek, zag hij op het moment dat de band was blijven hangen plots een koets in beeld verschijnen. De stopmotiontechniek zou hij in tientallen films gebruiken. In 1914 ging zijn filmmaatschappij bankroet. Het verhaal wil dat hij verbitterd als een speelgoedhersteller ging werken in het station van Parijs. De prachtige en met oscars bekroonde film Hugo van Martin Scorsese gaat over hem. Zijn beroemdste film is ongetwijfeld Le voyage dans la lune uit 1902.